Onderwijs

Het nieuwe Leersteundecreet: goede zaak of een lapmiddel voor inclusief onderwijs?

Inclusief onderwijs blijft een moeilijk verhaal in ons land. Na jarenlange kritiek schoof de regering het M-decreet begin dit schooljaar opzij voor het Leersteundecreet. Zullen we daarmee wél inclusief onderwijs realiseren? Of schort er iets fundamenteels aan de manier waarop leerlingen - met en zonder beperking - vandaag leren en beoordeeld worden?

Inclusief onderwijs

In Vlaanderen heeft elke leerling met een beperking het recht om onderwijs te volgen in een ‘gewone’ school. Dit recht is vastgelegd in het VN-verdrag voor mensen met een handicap, dat Vlaanderen tekende in 2007. Inclusie is dus een recht. Met de invoering van het M-decreet zette het Ministerie van Onderwijs de eerste stappen om het VN-verdrag waar te maken. Elke leerling met een beperking die wilde, mocht zich aanmelden bij een reguliere school en kon via het M-decreet rekenen op extra ondersteuning in de klas. Klinkt het te mooi om waar te zijn? Inderdaad, dat was het ook.

De voorloper: het verguisde M-decreet

De regering haalde de mosterd van het M-decreet uit Scandinavië, waar geen scholen voor buitengewoon onderwijs meer bestaan. Elke leerling met een beperking, hoogbegaafdheid of een emotionele kwetsbaarheid krijgt er een plaats in het reguliere onderwijs. Vlaanderen zag dat dit systeem werkte en ontwierp een eigen versie van. Alleen verloor ze de investeringen die Scandinavië deed, van de financiële injectie tot acties rond mentaliteitsverandering, uit het oog.

In Zweden vertrekt het onderwijs van het idee van integratie: iedereen moet en kan onderwijs volgen in hetzelfde systeem. De studiekeuze, en daarmee ook de opsplitsing van leerlingen, wordt zo lang mogelijk uitgesteld. Op die manier krijgen leerlingen tot hun 16 jaar allemaal dezelfde kansen in een inclusieve context. Landen als België en Duitsland vertrekken vanuit het differentiatie-gedachtegoed: we leiden kinderen naar verschillende soorten van onderwijs, op basis van individuele kenmerken. Wilden we het M-decreet laten werken, dan moesten we ook de switch maken naar dat integratie-gedachtengoed. Maar dat deden we niet. Kortom: het M-decreet was een mooie idee, uitgevoerd met onvoldoende middelen, opleiding en ondersteuning.

Het M-decreet was een mooi idee, uitgevoerd met onvoldoende middelen, opleiding en ondersteuning.

De dagelijkse uitvoering van het M-decreet leidde tot bakken kritiek. We zagen overvraagde leerkrachten die de vele diverse vragen van hun leerlingen niet konden behappen. Kinderen met een beperking ontbrak het aan gepaste steun, waardoor ze onvoldoende kansen kregen om zich te ontplooien. Sommige ouders kwamen hun kind dan maar vrijwillig ondersteunen in de klas, om het toch dezelfde kansen te geven.

In 2021 zagen we een opvallende stijging van het aantal leerlingen in het buitengewoon onderwijs: meer dan 10% extra bij de kleuters, een stijging van 4 tot 8% in de lagere en middelbare school. De vele negatieve ervaringen die leerkrachten, leerlingen met een beperking en hun netwerk ervoeren door het M-decreet, zorgde dat ouders opnieuw kozen voor exclusieve trajecten in het buitengewoon onderwijs.

Lieven Boeve, directeur-generaal van het Katholieke Onderwijs Vlaanderen reageerde teleurgesteld op de trend: 'Met hogere inschrijvingscijfers in het buitengewoon onderwijs dan vóór de invoering van het M-decreet lijkt de droom van een inclusiever onderwijs voor elke leerling verder weg dan ooit.' En zo werd inclusie al even verguisd als het M-decreet.

Toen kwam de opvolger: het Leersteundecreet

Als antwoord op het mislukte M-decreet kwam de overheid met het Leersteundecreet. Dat organiseert zich centraler en efficiënter. De ondersteuning zit niet meer versnipperd over honderden instellingen, maar is gecentraliseerd in 36 regionale Leersteuncentra. Daarnaast investeert de overheid in 680 extra voltijdse krachten. Ze krijgen een opleiding, een erkend statuut van ondersteuner en gaan dus met één gedeelde visie aan de slag. Ten slotte geeft het decreet ook ruimte aan leerlingen met hoogbegaafdheid.

Vlaanderen besloot in één adem met het Leersteundecreet om ook extra scholen voor buitengewoon onderwijs te voorzien. Een dubbelzinnig signaal.

Is het Leersteundecreet een stap vooruit voor inclusie in het onderwijs? Zeker en vast. Het is alleen vreemd dat Vlaanderen in één adem besloot om tegelijkertijd geld vrij te maken voor extra scholen voor buitengewoon onderwijs (BuSO). Vlaanderen krijgt drie nieuwe BuSO-scholen, acht bestaande scholen ontvangen middelen om structureel uit te breiden. Als we inclusie willen realiseren, dan geeft de regering hiermee wel een heel dubbelzinnig signaal.

We kunnen onszelf afvragen of het leersteundecreet geen lapmiddel is. Moeten we niet op zoek naar een meer diepgeworteld probleem binnen het onderwijs? Want een school die helemaal ontworpen is op maat van de ‘gemiddelde’ leerling, is dat al niet van bij de start verkeerd?

De gemiddelde leerling bestaat niet

De gemiddelde leerling is zoiets als het monster van Loch Ness: hoewel we hem of haar nog nooit in levenden lijve zagen, baseren we er veel van onze onderwijsverhalen op. Ook het Leersteundecreet vertrekt vanuit die zogenaamde gemiddelde leerling. Wie niet in die mal past, moeten we ondersteunen om wél mee te kunnen in het systeem. Men vertrekt hier van defectdenken, van het idee dat we dingen die niet goed gaan, moeten oplappen. Dat noemen we geen onderwijs op maat van een individu. Het is een systeem waarin we iedereen gewoon remediëren tot een gemiddelde.

De gemiddelde leerling is als het monster van Loch Ness. We zagen hem nooit maar baseren er veel onderwijsverhalen op.

Voor Pieter (19) werkte het systeem alvast niet. 'Ondanks mijn autisme koos ik in het middelbaar voor een inclusieve school', vertelt hij. 'Ik voelde mij er een vreemde eend in de bijt. Leerkrachten pasten de lessen speciaal aan voor mij. Alleen voor mij, omdat ik dingen niet kon die de anderen wel lukten. Mijn leerkrachten en klasgenoten zagen helemaal niet waar ik goed in was. Nochtans deed ik het prima op mijn stage in het magazijn. Voor mijn mama en papa was het zwaar. Ze kwamen mij helpen in de klas, omdat het mij alleen niet lukte.'

Na het middelbaar volgde Pieter bij Konekt en CVO TNA de opleiding tot Co-begeleider in de kleuterklas. Hij vertelde dat hij daar voor de allereerste keer in zijn twaalfjarige schoolcarrière benaderd werd vanuit zijn talenten. Pieter was een ‘uitzondering’ binnen het algemene schoolsysteem. Hij werd bijgestuurd en men werkte zijn defecten zo goed als mogelijk weg. De school had weinig oog voor zijn eigen sterktes en groeikansen. Toen vroegen we ons af of Pieter een alleenstaand geval was. Worden leerlingen, zowel met als zonder beperking, opgelapt om aan het ideaalbeeld van de gemiddelde leerling te voldoen?

Rondje minpunten opsommen

In het laboratoriumproject Hotspots voor Talent (een samenwerking tussen Konekt vzw, drie middelbare scholen en het Europees Sociaal Fonds) gingen we verder op onderzoek uit. We vroegen een groep leerlingen uit het vijfde middelbaar ASO Steineronderwijs om zichzelf te beschrijven. Wat we hoorden, kwam aan als een koude douche. Leerlingen omschreven zichzelf louter en alleen vanuit datgene waarin ze niet goed waren: ‘Ik ben slecht in samenwerken.’ ‘Ik heb hulp nodig bij wiskunde, want ik heb dyscalculie.’ ‘Ik ben geen talenknobbel.’ Het was een eindeloze, deprimerende lijst.

Toen we de leerlingen vervolgens vroegen om hun talenten neer te schrijven, bleef het stil. Weinigen konden zeggen waar ze goed in waren of waar ze energie van kregen. En daar stopte het niet. Leerlingen leken al hun ‘defecten’ ook te zien als iets definitief. Ze keken vanuit een fixed mindset naar zichzelf. ‘Ik ben geboren met dit pakketje van sterktes en zwaktes en dat zal voor altijd zo blijven’.

Inclusie is niet uitgenodigd worden voor het bal, maar gevraagd worden om te dansen.
Verna Myers, vicepresident inclusiestrategie bij Netflix

Volgens ons is de manier waarop leerlingen naar zichtzelf kijken heel sterk gelinkt aan de manier waarop het onderwijs hen benadert: vanuit hun defecten, vanuit het heilige gemiddelde. Dan volgt de grote hamvraag: wat is eigenlijk het doel van ons onderwijs? Willen we dat leerlingen allemaal exact dezelfde kennis hebben? Dat ze hun individuele verschillen en defecten onderweg wegwerken om in die gemiddelde mal te passen? Of kiezen we ervoor om elk individu te versterken en te laten groeien tot zijn of haar maximale potentieel?

Zowel het M-decreet als het Leersteundecreet nodigen leerlingen met een beperking uit voor het bal. Maar geen van beide vraagt hen om te dansen. Vrij vertaald: ons onderwijs blijft maar ontwerpen op maat van de ‘gemiddelde’ leerling en voert vervolgens systemen in om de leerlingen die niet in dat profiel passen ook te laten meedoen. Alleen zullen leerlingen die te ver afwijken van de norm zo nooit schitteren.

Experiment in middelbare scholen

Wat zou er gebeuren als we het onderwijs in Vlaanderen baseren vanuit het uitgangspunt dat iedere leerling verschillend is? Dat iedereen andere ondersteuningsnoden heeft, maar vooral ook verschillende sterktes. Kunnen we sleutelen aan een onderwijs waar de lat niet voor iedereen even hoog hoeft te liggen? Waar we elke leerling kunnen laten groeien en voorbereiden op het leven na de school? Onder het motto ‘wat je aandacht geeft, groeit’ gaan we ervan uit dat leerlingen gebaat zijn bij een systeem dat ieders sterktes in de verf zet.

Met Hotspots voor talent zijn we met deze vragen aan de slag in drie middelbare scholen in Brugge en Wetteren. . In leerhubs experimenteren we met individuele leerpaden voor iedere leerling. Ook leerlingen met een beperking. We lichten het hieronder toe met een paar concrete voorbeelden.

Meerdere manieren om leerdoelen te halen

Elke school moet bepaalde leerdoelen halen. Toch verplicht niets ons om die leerdoelen voor iedereen op dezelfde manier af te vinken, met een leraar die vooraan in de klas lesgeeft. Op welke manier iemand graag en goed leert, is voor iedere leerling anders. Het hangt veel af van ieders persoonlijke talenten en passies. Bij Hotspots voor Talent onderzoeken we hoe de leerling eigenaar van zijn eigen leertraject kan zijn. Zo experimenteren we onder andere met een leerdatabase. Die biedt verschillende types leerervaringen aan, zowel binnen als buiten de school. Leerlingen kiezen zelf de leerervaringen waarmee ze een bepaald leerdoel willen bereiken. De leerkracht is in dat geval een coach die het individuele leertraject mee ontwikkelt en opvolgt. Eén van de leerlingen uit het project koos er bijvoorbeeld voor om enkele leerdoelen te behalen bij de boer in de buurt.

Het schooljaar starten met een talentenprofiel voor elke leerling

Doorgaans ziet de start van het schooljaar ziet er zo uit: leerlingen komen aan op school, ze stellen zichzelf kort voor en dan starten de lessen. Er is zelden een startmoment dat dieper ingaat op wie de leerlingen écht zijn als persoon. In hun persoonlijke dossier staan voornamelijk resultaten van de voorbije jaren, eventueel aangevuld met informatie over wat er mis of moeilijk is bij deze leerling. Wij testten uit hoe we het jaar anders kunnen aanvangen. Bijvoorbeeld door het talentenprofiel van elke leerling in de kijker te zetten. Dat vertelt welke talenten iemand heeft en hoe of waar die ook tot bloei komen. De leerling bouwt zelf aan zijn talentenprofiel, samen met ouders, partners, leerkrachten, vrienden en medeleerlingen.

Ik geniet ervan dat ik zelf mag kiezen hoe ik dit project aanpak. De leerkrachten zijn er om te helpen, dus eigenlijk kan er niets misgaan.
Leerling uit de Steinerschool van Brugge

Vaardigheden voor de veranderende arbeidsmarkt

Misschien vraag je jezelf af hoe deze manier van onderwijs bijdraagt aan de overgang naar de arbeidsmarkt. De wereld is een VUCA-omgeving geworden - volatile (snel veranderend), uncertain (onzeker), complex en ambiguous (vaag/dubbelzinnig) - en ook de arbeidsmarkt is hieraan onderhevig. Leerlingen hebben een heel ander pakket vaardigheden nodig dan pakweg twintig jaar geleden. De huidige arbeidsmarkt heeft nood aan werknemers die snel leren en zichzelf kunnen bijsturen. Die onderweg niet uitgeblust geraken door al die snelle veranderingen.

Krachtgericht denken heeft hier een sleutelrol. Het geeft leerlingen veel meer inzicht in hun eigen talenten en energie. In een toekomstige werkomgeving zullen ze zich beter kunnen afschermen van burn- en bore-outs, omdat ze hun werk beter laten aansluiten bij hun talenten. Het krachtgericht denken geeft hen een nieuwe kijk op leren en falen. Momenten van mislukken of iets niet weten zijn voor deze leerlingen ook leerkansen. Het laat hen op zoek gaan naar wat ze nodig hebben om te kunnen groeien. Dat maakt hen beter voorbereid op de VUCA-omgeving.

Een krachtgerichte mindset voor leerlingen met en zonder beperking

Hotspots voor Talent onderzoekt hoe onderwijs kan aansluiten bij elk kind, met of zonder beperking. We experimenten met manieren die iederéén in zijn kracht zetten en laten groeien. Waar het startpunt ook is, welke lat ook haalbaar is.

We detecteerden enkele werkzame factoren om echt inclusief onderwijs te realiseren. Een krachtgerichte mindset heeft duidelijk het meeste impact. Leerlingen die vertrekken van wat ze goed kunnen, voelen zich opvallend gelukkiger en zijn gemotiveerder om te leren. Om die mindset te krijgen, moeten zowel de leerkrachten als directieleden en leerlingen door een bad van workshops en coaching. Een andere krachtige tool is de leerlingen zelf eigenaarschap te geven. Laat hen zelf een traject uitstippelen op basis van hun eigen sterktes, onderwijsnoden en -wensen. Leerkrachten staan hen bij als coach.

Uiteraard kan het onderwijs die grote opdracht niet alleen aan. Ondersteuning en middelen zijn broodnodig. In dat opzicht zijn de extra investeringen door het leersteundecreet meer dan welkom. De vraag is of we die middelen niet op een andere manier en vanuit een andere visie moeten investeren

Is het Leersteuncreet dan een lapmiddel?

Is het Leersteundecreet de basis voor inclusief onderwijs? Wij vinden het een lapmiddel. Vijftien jaar geleden tekende Vlaanderen het VN-verdrag voor mensen met een handicap, maar vandaag is exclusie van leerlingen met een beperking nog steeds de dagelijkse norm.

Het probleem van uitsluiting is is echt urgent en het Leersteundecreet zal dat niet oplossen. Het decreet vertrekt van de onbestaande gemiddelde leerling. Het denkt vanuit defecten en beperkingen. Door extra plaatsen in het buitengewoon onderwijs te financieren, zetten we gewoonweg een stap terug voor de rechten van de mens.

We zien in het onderwijsveld verschillende experimenten die vertrekken vanuit een ander uitgangspunt. Met dit artikel willen we al die experimenten, klein of groot, een extra duwtje in de rug geven.

Lees meer over Hotspots voor Talent

Geïnteresseerd in onze visie op onderwijsvernieuwing? Benieuwd naar hoe talentgericht onderwijs ook inclusie ten goede komt? Lees dan zeker meer over ons project Hotspots voor Talent, waar we in opdracht van ESF op zoek gaan naar hoe het onderwijs van de toekomst eruit kan zien.

Ontdek het project Hotspots voor Talent
ESF_Hotspots_Bob
Geplaatst op di 18 januari '22